Tweetallen

1.    Wie denk je wel dat je bent?

 

Elke deelnemer ontvangt willekeurig 5 kaarten met kwaliteiten erop. De overige kaarten worden op een stapeltje gelegd. Elke deelnemer neemt dan een extra kaart van het stapeltje. Van de 6 kaarten die je nu hebt, dien je er om de beurt één weg te leggen namelijk de kaart met die kwaliteit erop waarvan je vindt dat deze het minst bij je past. Je kunt met deze kaart twee dingen doen:

1. 1. De kaart open voor die speler neerleggen, die volgens jou deze kwaliteit bezit. Geef ook kort de reden aan waarom je dat vindt. De andere speler laat deze kaart op voor zich op tafel liggen en vraagt eventueel om verheldering.
   2. Je legt de kaart op een apart stapeltje als je de kwaliteit niet kwijt kunt bij een van de andere spelers. Doe dit niet te snel, optie a heeft altijd de voorkeur.

 

Op deze wijze gaat het spel verder totdat het stapeltje kaarten op is. Gaandeweg passen de 5 kwaliteiten die je in jouw handen hebt steeds meer bij je. Leg de kaarten die je in jouw handen hebt open op tafel en vergelijk ze met de kaarten die voor je liggen (vergelijking van het zelfbeeld met het beeld dat anderen van je hebben). Bespreek de zaken die opvallen met elkaar.

 

2.    Door de ogen van… 

 

Leg de kaarten op een stapeltje.

 

De bovenste kaart wordt open op tafel gelegd. Alle spelers denken even na over de vragen: ´Vind ik deze kwaliteit typerend voor één van de medespelers of voor mijzelf? Zo ja, op wie is de kwaliteit het meest van toepassing en waarom? De antwoorden worden uitgewisseld en de spelers proberen het met elkaar eens te worden. De speler die de kaart krijgt toebedeeld, legt deze open voor zich op tafel. Indien de kaart op geen van de spelers van toepassing is, wordt deze op een apart stapeltje gelegd.

 

Het spel gaat verder totdat het stapeltje kaarten op is. Iedereen heeft dan een beeld van hoe anderen hem zien.