Competentie: Aanpassingsvermogen

 

Blijft goed functioneren onder veranderende omstandigheden. Is bereid en in staat om zich te voegen naar nieuwe situaties; laat hierbij desnoods aanvankelijke doelstellingen los.

Gedragsbeschrijvingen

  • Blijft goed functioneren onder veranderende omstandigheden.
  • Is bereid en in staat om zich te voegen naar nieuwe situaties, laat hierbij desnoods aanvankelijke doelstellingen los.
  • Weet onder drastisch wijzigende omstandigheden (functiewijziging, reorganisatie, nieuwe collega’s) zijn/haar draai betrekkelijk snel weer te vinden.
  • Speelt soepel in op veranderingen.

 

 

‘…Daar kan ik wel in meegaan…’

Als je open staat voor wat zich in je omgeving afspeelt, als je bereid bent om mee te gaan in wat anderen willen, als je vlot en soepel mee kunt voelen en denken met anderen als zij met een wijziging in de plannen naar voren komen, als je bereid bent om hun kant van de zaak te laten zien, als je jezelf kunt schikken in de status-quo, als je als het ware de kleur van je omgeving kunt aannemen, als je zonder veel moeite uit een ander vaatje kunt tappen, dan beschik je over de competentie aanpassingsvermogen.

 

 

Ontwikkel- en leervragen 

  • Met welke veranderde omstandigheden heb ik moeite?
  • Waarom heb ik moeite met het loslaten van mijn idee als anderen met alternatieve plannen komen?
  • Hoe kan ik me aan onverwachte situaties aan passen?
  • Wat betekent de reorganisatie voor mijn functie?

 

Ontwikkeltips

Tijdens het werk:

  • Zoek contact met iemand die ervaren is in het omgaan met steeds wisselende situaties, bijvoorbeeld een ervaren projectleider. Observeer en/of bespreek zijn aanpassingsvermogen gedragingen, bespreek de achterliggende overwegingen. Leg je eventuele dilemma’s aan hem voor en leer van de manier waarop hij tegen deze dingen aankijkt.
  • Zoek bewust gedurende een bepaalde periode een nieuw werkterrein op of neem deel aan een ingewikkeld of gevoelig project. Zorg dat je regelmatig met een coach de nieuwe ervaringen en blokkades in je werk kan bespreken, met de focus op aanpassingsvermogen.
  • Bespreek met je leidinggevende de achtergronden en consequenties voor de afdeling en jezelf wanneer er sprake is van wijzigingen in het beleid, de doelstellingen van de afdeling of het werkpakket en benadruk het belang van aanpassingsvermogen.
  • Stel een top 10 op van situaties waarin je jezelf hebt aangepast aan gewijzigde doelstellingen. Zet die in volgorde van de moeite die je daarmee had. Benoem de aard van je weerstand, maak voor jezelf een overzicht van je bezwaren en inventariseer welke voordelen uit deze aanpassing zijn gekomen.
  • Probeer na te gaan wanneer je bij jezelf weerstanden opmerkt bij veranderingen waar deze uit voortkomen. Ga na wat achtergronden zouden zijn van de beslissing om te komen tot veranderingen.
  • Oefen je aanpassingsvermogen door deel te nemen aan projecten waarvan het verloop onzeker is en waarbij je de nodige obstakels kunt verwachten. Observeer hoe verschillende mensen met deze onzekerheden omgaan en vergelijk dit met je eigen houding en gedrag.
  • Vraag aan een collega wat deze doet wanneer hij bij zichzelf weerstand ervaart en hoe zijn aanpassingsvermogen hier een rol bij speelt.

 

Buiten het werk:

  • Oefen in een bestuur van een vereniging met snel wisselende doelen.
  • Ga na in hoeverre je in jouw privéleven moeite hebt met het aanpassen of laten varen van ideeën of plannen.

 

Coachingstips leidinggevende

  • Betrek de medewerker bij nieuwe ontwikkelingen en veranderingen. Vraag hem naar suggesties. Inventariseer daarbij gezamenlijk de mogelijke reacties en weerstanden, en stimuleer zijn aanpassingsvermogen en bekijk de kansen voor opportunisme.
  • Bespreek bij een beleidswijziging (die het werk van de medewerker beïnvloedt) op welke wijze de medewerker zich nu kan opstellen. Stel de medewerker vragen waardoor hij zich bewust wordt van wat er concreet gaat veranderen en waardoor hij zich bewust wordt van zijn eigen houding.
  • Laat de medewerker gedurende een bepaalde periode op een voor hem nieuw terrein (andere afdeling of ander team) werken. Hierdoor krijgt hij met andere zaken te maken en kan hij dingen vanuit een ander gezichtspunt benaderen, wat bijdraagt aan zelforganisatie.
  • Geef de medewerker een nieuwe taak waarbij hij zaken moet benaderen vanuit een andere positie dan hij gewend is, om zijn aanpassingsvermogen verder te ontwikkelen.
  • Geef een medewerker de opdracht om in een overleg zijn eigen idee aan te passen aan een voorstel van een ander of zelfs zijn eigen idee aan de kant te zetten, om de samenwerking en interactie in de samenleving binnen de organisatie te verbeteren.

 

Mate van ontwikkelbaarheid

Wanneer de functie een groter beroep doet op het aanpassingsvermogen dan wat iemand aankan, dan kan dat een reëel probleem opleveren. Medewerkers kunnen minder effectief gaan werken, een verminderde inzet vertonen. Aanpassingsvermogen is enigszins te ontwikkelen, zij het dat ieder individu daarbij zijn eigen maximum heeft.

 

Relatie met de WPV en andere competenties

WPV (Werkgerelateerde Persoonlijkheidsvragenlijst): Aanpassingsvermogen heeft een relatie met de score op variatiebehoefte en regelmaat. Als variatiebehoefte hoog scoort en regelmaat laag is je aanpassingsvermogen waarschijnlijk groot. Is je score op variatiebehoefte laag en op regelmaat hoog is je aanpassingsvermogen waarschijnlijk laag

Andere competenties: Let op het verschil tussen aanpassingsvermogen en flexibel gedrag.
Bij flexibel gedrag gaat het om het vermogen verschillende manieren van aanpak te hanteren om het doel dat men voor ogen heeft te bereiken.
Bij aanpassingsvermogen gaat het vooral om het vermogen zich aan veranderde omstandigheden en doelen aan te passen. Onvoldoende aanpassingsvermogen kan samengaan met verminderd leervermogen, prestatiemotivatie en stressbestendigheid.

 

Literatuur

Agile Talent: Ralf Knegtmans

Mentale innovatie: Hans van Breukelen & Benno Diederiks

<!-- End Google Tag Manager (noscript